ECLI:NL:CRVB:2004:AR1574
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Overschrijding bezwaartermijn niet verschoonbaar, niet-ontvankelijk verklaring bezwaar
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2003, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk was verklaard. Het bezwaar was ingediend na de wettelijke termijn van zes weken, en appellant had aangevoerd dat hij door geheugen- en concentratiestoornissen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 juli 2004, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. S.J.M.A. Clerx.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld, waaronder een medische verklaring van neuro-psychiater Ben Brahim, waarin werd gesteld dat appellant lijdt aan geheugen- en concentratiestoornissen. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter geconcludeerd dat de medische verklaring niet geloofwaardig was, omdat appellant in beroep een andere reden voor de termijnoverschrijding aanvoerde dan in bezwaar. De Raad heeft vastgesteld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, en dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om zijn belangen waar te nemen.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar is. Appellant had ook geen zaakwaarnemer aangesteld voor de periode waarin hij zijn belangen niet kon behartigen. De Raad heeft besloten dat gedaagde appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar, en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.