ECLI:NL:CRVB:2004:AR1575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank inzake WAO-toekenningsbesluit en zorgvuldigheidsvereiste
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had het WAO-toekenningsbesluit van 15 februari 2001 vernietigd op grond van schending van het zorgvuldigheidsvereiste. De appellant, het Uwv, had het bezwaar van gedaagde tegen het toekenningsbesluit ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende informatie had ingewonnen over de geschiktheid van gedaagde voor zijn werk als productieleider. De rechtbank vond dat de bezwaarverzekeringsarts informatie had moeten opvragen bij de bedrijfsarts en de behandelend specialist, gezien de nieuwe medicatie die gedaagde had gekregen.
In hoger beroep stelde het Uwv dat de rechtbank ten onrechte het besluit had vernietigd, omdat er voldoende gegevens beschikbaar waren om een verantwoorde beslissing te nemen. De Raad oordeelde dat de rechtbank te lichtvaardig was overgegaan tot vernietiging van het besluit. De Raad concludeerde dat het Uwv wel degelijk over voldoende informatie beschikte om de aanvraag van gedaagde te beoordelen. Gedaagde had weliswaar een stijgende lijn in zijn belastbaarheid, maar was per einde wachttijd nog niet volledig geschikt voor zijn werk. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidende beroep alsnog ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van het Uwv, maar bevestigt ook dat er voldoende gegevens kunnen zijn om een besluit te nemen zonder dat aanvullende informatie noodzakelijk is. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.