ECLI:NL:CRVB:2004:AR1725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.B.M. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en intrekking van WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die sinds 20 november 1998 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt. Appellante, die eerder al meerdere keren arbeidsongeschikt was gemeld, heeft een uitkering gekregen vanwege diverse medische klachten, waaronder psychische problemen en lichamelijke ongemakken. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld na een hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Hertogenbosch.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), de medische beperkingen van appellante correct heeft ingeschat. De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv de klachten van appellante op een deugdelijke manier hebben beoordeeld en dat er geen aanwijzingen zijn dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat zij meer beperkt is dan door de gedaagde is vastgesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de medische verklaringen van haar huisarts en neuroloog, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat appellante, met inachtneming van de vastgestelde beperkingen, in staat is om de geduide functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om de kosten van de procedure te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, die de eerdere beslissing van de rechtbank onderschrijft en bevestigt dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht is geweest.