ECLI:NL:CRVB:2004:AR1815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Herziening van de intrekking van de WAO-uitkering en vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van een besluit tot intrekking van de WAO-uitkering van de appellant, die in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% was ingedeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 september 1996, waarbij zijn WAO-uitkering werd ingetrokken. Dit besluit werd later door de rechtbank Groningen in een uitspraak van 15 maart 2002 ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zijn gemachtigde op 13 december 2002 heeft aangegeven dat hij het eens was met de gedaagde over de mate van arbeidsongeschiktheid en verzocht om het hoger beroep gegrond te verklaren.
De Raad heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de appellant ongewijzigd in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% moet blijven. De Raad heeft daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit van 10 september 1996 herroepen. Tevens heeft de Raad geoordeeld dat de appellant recht heeft op schadevergoeding, inclusief wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De proceskosten van de appellant zijn begroot op € 644,00, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen moeten worden vergoed. Het griffierecht van € 109,23 moet ook door de gedaagde worden vergoed aan de appellant.