ECLI:NL:CRVB:2004:AR2223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- G.J.H. Doornewaard
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van geschiktheid voor administratieve werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellante door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich op 3 november 2000 ziek gemeld terwijl zij 20 uur per week werkte als receptioniste/telefoniste en daarnaast een werkloosheidsuitkering ontving voor 12 uur per week. De verzekeringsarts concludeerde na onderzoek op 7 maart 2001 dat er geen belangrijke objectieve afwijkingen waren en dat appellante weer geschikt werd geacht voor haar administratieve werkzaamheden. Op basis van deze bevindingen werd aan appellante met ingang van 12 maart 2001 geen ziekengeld meer toegekend.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, de zaak opnieuw aan de Centrale Raad van Beroep voorgelegd. Tijdens de zitting op 21 juli 2004 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde was vertegenwoordigd door een advocaat van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts beoordeeld. De Raad concludeerde dat de rechtbank een juiste maatstaf had aangelegd voor de beoordeling van de ongeschiktheid tot werken. De Raad onderschreef de conclusie dat appellante, gezien de medische informatie, in staat was om haar werkzaamheden te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.