ECLI:NL:CRVB:2004:AR2329
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WUV-uitkering wegens onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft eiseres, wonende in Indonesië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, genomen op 26 augustus 2003, weigerde de toekenning van een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiseres stelde dat haar overleden echtgenoot, betrokkene, tijdens de Japanse bezetting was geïnterneerd en dwangarbeid had verricht. De verweerster heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat niet was aangetoond of voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene vervolging in de zin van de Wet had ondergaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 juli 2004, waarbij eiseres niet aanwezig was. De verweerster werd vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs. De Raad heeft de ingediende stukken en de argumenten van eiseres beoordeeld. Eiseres had in haar beroepschrift uiteengezet waarom zij het niet eens was met het besluit van de verweerster. De Raad concludeerde dat er geen objectieve gegevens waren die de claims van eiseres konden ondersteunen.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden, omdat de informatie van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis en de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen geen bewijs kon leveren voor de gestelde internering van betrokkene. De Raad achtte het niet nodig om proceskosten te vergoeden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, op 2 september 2004.