ECLI:NL:CRVB:2004:AR2360

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5731 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding reiskosten voor therapeutische reis naar Indonesië

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij de aanvraag van eiser voor vergoeding van reiskosten voor een therapeutische reis naar Indonesië is afgewezen. Eiser, geboren in augustus 1925 in het voormalige Nederlands-Indië, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. Hij had in november 2001 een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten verbonden aan een reis naar Indonesië, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat niet voldaan werd aan de richtlijnen die de verweerster hanteert voor dergelijke aanvragen. De verweerster stelde dat er geen medische indicatie was voor de gevraagde voorziening, aangezien de reis niet onderdeel uitmaakte van een psychotherapeutisch behandelplan.

Eiser diende in juli 2003 een hernieuwde aanvraag in, wederom voor een reis naar Indonesië, ditmaal om het graf van zijn moeder te bezoeken. Ook deze aanvraag werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de reis onderdeel was van een psychotherapeutisch behandelplan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 juli 2004, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd was door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin.

De Raad overweegt dat er geen termen aanwezig zijn om proceskosten te vergoeden en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De Raad bevestigt dat de verweerster terecht heeft geweigerd om de vergoeding voor de reis te verlenen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat de reis noodzakelijk was in het kader van een therapeutisch behandelplan. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 september 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5731 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 23 oktober 2003, kenmerk JZ/I/70/2003, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dat besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiser uiteengezet waarom hij zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 mei 2004 heeft eiser zich nader tot de Raad gewend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 29 juli 2004, Daar is eiser niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiser, geboren in augustus 1925 in het voormalige Nederlands-Indië, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet.
Een door eiser in november 2001 bij verweerster ingediende aanvraag om - onder meer - vergoeding van de kosten verbonden aan een reis, met begeleiding, naar Indonesië heeft verweerster afgewezen bij besluit van 30 september 2002, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 november 2002. Verweerster heeft daartoe, overeenkomstig medische adviezen, overwogen dat voor de gevraagde voorziening een medisch indicatie ontbreekt aangezien niet wordt voldaan aan de richtlijnen die verweerster in het kader van een (therapeutische) reis naar Indonesië hanteert.
In juli 2003 heeft eiser een hernieuwde aanvraag ingediend om in het kader van de Wet in aanmerking te worden gebracht voor een voorziening met betrekking tot een reis, met begeleiding, naar Indonesië om het graf van zijn moeder in Salatiga te bezoeken.
Bij besluit van 17 september 2003, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit heeft verweerster op de aanvraag afwijzend beslist, op de grond dat - wederom - niet is gebleken dat de gevraagde reis onderdeel vormt van een psychotherapeutisch behandelplan.
De Raad overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 32 van de Wet worden de, ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende, met zijn oorlogsinvaliditeit verbandhoudende noodzakelijke medische kosten vergoed. In eerdere soortgelijke gevallen heeft de Raad al als in overeenstemming met een redelijke uitleg van die wettelijke bepaling aanvaard het uitgangspunt van verweerster dat vergoeding van de hier aan de orde zijnde voorziening alleen mogelijk is indien onder meer is voldaan aan het vereiste dat het bezoek aan Indonesië plaats vindt in het kader van een psychotherapeutisch behandelplan en dient ter afsluiting van een behandeling.
Bij de hernieuwde aanvraag heeft eiser niet gesteld dat hij onder behandeling is van een therapeut die de reis in het kader van een psychotherapeutisch behandelplan heeft voorgeschreven, zodat om die reden al niet is voldaan aan de voor de toekenning van de gevraagde voorziening door verweerster gestelde vereisten.
Verweerster heeft dan ook terecht en op goede gronden geweigerd eiser ingevolge de Wet een vergoeding voor de onderwerpelijke reis te verlenen.
Gezien het vorenstaande dient het beroep van eiser ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten,
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 september 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Schieveen.