ECLI:NL:CRVB:2004:AR2484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/34 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J.S. Spaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van de WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij zijn mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 55 tot 65%. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, en dit oordeel werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Appellant stelde dat zijn nekklachten niet waren meegenomen in de beoordeling van zijn belastbaarheid. De Raad oordeelde echter dat de bezwaarverzekeringsarts, P.J. Tjen, een aanvullende beperking had gesteld voor statische nekbelasting, maar dat dit geen invloed had op de geschiktheid van de geselecteerde functies. De Raad kon niet concluderen dat de bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van appellant had overschat.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in tegenwoordigheid van griffier J.W. Engelhart, op 7 september 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/34 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. J. van Doorn, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 november 2002, nummer 02/323 WAO K1, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 27 juli 2004, waar appellant is verschenen is verschenen bij gemachtigde mr. J.M. Walther, advocaat te Utrecht, die mr. Van Doorn als gemachtigde is opgevolgd, en waar namens gedaagde is verschenen mr. J. Moor, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 28 februari 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 7 september 2001, waarbij appellant met ingang van 10 september 2001 een arbeids- ongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak is uiteengezet waarom de rechtbank zich met de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts geaccordeerde belastbaarheid van appellant heeft kunnen verenigen en waarom de rechtbank de voor appellant geselecteerde functies voor hem geschikt acht op de datum in geding.
De Raad dient thans de vraag te beantwoorden of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend. Hij kan zich met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel steunt, verenigen.
In hoger beroep is door mr. Walther een rapport van de huisarts dr. T.M.D. Tran van 8 april 2004 overgelegd, waaruit volgens de gemachtigde zou blijken dat appellants nekklachten niet zijn meegenomen bij de bepaling van appellants belastbaarheid.
Naar het oordeel van de Raad heeft gedaagde terecht erop gewezen dat de bezwaarverzekeringsarts P.J. Tjen een aanvullende beperking heeft gesteld voor statische nekbelasting doch dat dit in appellants geschiktheid voor de geselecteerde functies geen verandering brengt.
Uit de brief van de huisarts kan de Raad niet afleiden dat de bezwaarverzekeringsarts dusdoende appellants belastbaarheid heeft overschat.
Wat betreft het arbeidskundig aspect overweegt de Raad dat ter zitting al is geconstateerd dat het betoog van mr. Walther dat in het overleg van de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts 28 augustus 2001 door de verzekeringsarts zou zijn vastgesteld dat alle geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijden, onjuist is.
Uit het rapport van de verzekeringsarts O.H.C.M. Dittrich van 28 augustus 2001 blijkt dat hij met een toelichting heeft opgesomd welke van een markering voorziene functies hij voor appellant geschikt acht.
In dat rapport worden de wel gemarkeerde functies rayon assistent openbaar vervoerbedrijf en technisch commercieel adviseur niet genoemd zodat de bezwaararbeidsdeskundige P.M.J. Kursten terecht in zijn rapport van 9 januari 2002 die functies als niet geschikt aanmerkt.
De aangevallen uitspraak is naar het oordeel van de Raad met juistheid gewezen; zij komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van J.W. Engelhart als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 september 2004.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.W. Engelhart.