ECLI:NL:CRVB:2004:AR2558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Engelhart
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die aanvankelijk was vastgesteld op 80-100%, maar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is verlaagd naar 15% arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die het bezwaar van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt waren op de datum in geding.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Appellante heeft geen medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt dat haar beperkingen in de belastbaarheid zijn onderschat. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van appellante niet hebben overschat en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De zaak is behandeld op de zitting van 27 juli 2004, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. Lucassen, en waar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. J. Moor, werkzaam bij het Uwv. De Raad concludeert dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bieden over de gezondheidstoestand van appellante op de relevante datum, en dat de eigen mening van appellante niet het gewicht heeft dat zij daaraan hecht.