ECLI:NL:CRVB:2004:AR2577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Engelhart
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na wettelijke wachttijd
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat op 17 januari 2002 het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank Breda had eerder, op 27 januari 2003, het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende deugdelijk heeft vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben de medische beperkingen van appellante in kaart gebracht, waarbij zij rekening hebben gehouden met haar klachten, waaronder psychische klachten, hoofdpijn en hyperventilatie. De rechtbank concludeert dat de door gedaagde geschikte functies voor appellante niet in strijd zijn met haar belastbaarheid.
In hoger beroep heeft appellante grieven ingediend, waarin zij stelt dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsartsen aangenomen. De Raad oordeelt echter dat de door de rechtbank en gedaagde vastgestelde functies, zoals wikkelaar en printplatenmonteur, geen overschrijding van haar belastbaarheid met zich meebrengen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit in twijfel te trekken. De Raad ziet ook geen reden om toepassing te geven aan de proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat appellante niet in aanmerking komt voor een WAO-uitkering, omdat zij niet voldoet aan de criteria van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld in de wet.