ECLI:NL:CRVB:2004:AR2584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslag voor de schatting
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De herziening van de uitkering, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, werd door gedaagde verlaagd naar 15 tot 25%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de rechtbank Haarlem het beroep ongegrond verklaarde. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. Verkijk.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 juli 2004. De Raad moest beoordelen of de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. De Raad concludeert dat de medische en arbeidskundige onderzoeken die zijn uitgevoerd, een adequate basis bieden voor de schatting van de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad heeft de grieven van appellante tegen de medische grondslag van het bestreden besluit verworpen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de vastgestelde belastbaarheid niet correct was. De verklaring van de psychiater A. Asgarali bood onvoldoende basis voor een ander oordeel.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank, waarbij het bestreden besluit in stand blijft. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om nader medisch onderzoek te verrichten en dat de eigen opvatting van appellante over haar arbeidsongeschiktheid niet beslissend is voor de beoordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.J.S. Spaas, met J.W. Engelhart als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 september 2004.