ECLI:NL:CRVB:2004:AR2687

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1464 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.A. Hoogeveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet tijdig had ingediend, zonder dat er omstandigheden waren die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Appellant stelde in hoger beroep dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een voorlopig bezwaarschrift in te dienen om termijnoverschrijding te voorkomen. Hij was pas ter zitting van de rechtbank geïnformeerd over deze procedure en had daardoor zijn beroepschrift te laat ingediend.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 augustus 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl de gedaagde partij, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om tijdig maatregelen te nemen, vooral toen hij merkte dat de brief van de heer M.A. Balogh niet op tijd arriveerde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de niet-ontvankelijkheid van het beroep werd gehandhaafd.

De beslissing werd uitgesproken door mr. M.A. Hoogeveen, met P. Boer als griffier, op 15 september 2004. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de termijnoverschrijding van appellant als niet verschoonbaar werd beschouwd.

Uitspraak

04/1464 WW
E N K E L V O U D I G E K A M E R
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant is op bij beroepschrift aangegeven gronden in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Amsterdam op 5 maart 2004, nr. 03/2995 WW, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 4 augustus 2004, waar appellant in persoon is verschenen terwijl gedaagde zich -met voorafgaand bericht- niet heeft doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat dit niet tijdig is ingediend, terwijl niet is gebleken van enige omstandigheid waardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hem slechts ter zitting van de rechtbank werd medegedeeld dat hij -om een eventuele termijnoverschrijding te voorkomen- een voorlopig bezwaarschrift had moeten indienen. Appellant was met deze regeling niet bekend en is daarover ook niet ingelicht. Appellant heeft dus gedwongen door de (te) late ontvangst van de brief van de heer M.A. Balogh, zijn beroepschrift (te) laat ingediend.
De in geding zijnde vraag of appellant in zijn beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard beantwoordt de Raad bevestigend. Hetgeen door de rechtbank is vastgesteld en overwogen wordt door de Raad onderschreven. De Raad voegt hier nog aan toe dat het op de weg van appellant had gelegen om, op het moment dat duidelijk werd dat de brief van de heer Balogh op zich liet wachten terwijl het einde van de beroepstermijn reeds in zicht kwam, maatregelen te nemen om termijnoverschrijding te voorkomen. Dat appellant dit heeft nagelaten dient voor zijn risico te komen.
Gelet hierop komt de aangevallen uitspraak dan ook voor bevestiging in aanmerking.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2004.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) P. Boer.