ECLI:NL:CRVB:2004:AR2687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet tijdig had ingediend, zonder dat er omstandigheden waren die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Appellant stelde in hoger beroep dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een voorlopig bezwaarschrift in te dienen om termijnoverschrijding te voorkomen. Hij was pas ter zitting van de rechtbank geïnformeerd over deze procedure en had daardoor zijn beroepschrift te laat ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 augustus 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl de gedaagde partij, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om tijdig maatregelen te nemen, vooral toen hij merkte dat de brief van de heer M.A. Balogh niet op tijd arriveerde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de niet-ontvankelijkheid van het beroep werd gehandhaafd.
De beslissing werd uitgesproken door mr. M.A. Hoogeveen, met P. Boer als griffier, op 15 september 2004. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de termijnoverschrijding van appellant als niet verschoonbaar werd beschouwd.