ECLI:NL:CRVB:2004:AR2744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het geschil betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die door het Uwv is vastgesteld op 15 tot 25%. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar zijn bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank Haarlem heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 30 juli 2004, waarbij appellant niet is verschenen. De vertegenwoordiger van gedaagde, mr. M. Oltmans, was wel aanwezig. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, evenals de grieven die appellant heeft aangevoerd. Appellant heeft gesteld dat zijn medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat en dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Appellant heeft zijn stellingen niet met medische gegevens onderbouwd, waardoor er onvoldoende aanleiding was voor een nader medisch onderzoek. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.