ECLI:NL:CRVB:2004:AR2755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Herziening van uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid ingevolge de AAW
In deze zaak gaat het om de herziening van de uitkering van appellant op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle van 18 januari 2002 werd bevestigd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, maar later was herzien naar 35 tot 45%. De rechtbank had geoordeeld dat de herziening van de uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% per 29 oktober 1996 terecht was.
De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante feiten en omstandigheden uiteengezet en geconcludeerd dat de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), terecht had besloten om de uitkering van appellant te herzien. Appellant voerde aan dat hij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt was en dat het maatmaninkomen niet correct was vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat de medische gegevens die appellant had aangevoerd niet voldoende waren om zijn stelling van volledige arbeidsongeschiktheid te onderbouwen.
Wat betreft het maatmaninkomen, dat door gedaagde was vastgesteld op f 30.000,- per jaar, was appellant van mening dat dit bedrag verdubbeld moest worden omdat hij slechts 20 uur per week had gewerkt. De Raad kon appellant hierin niet volgen, aangezien de fiscale winstcijfers per einde wachttijd in 1991 als uitgangspunt waren genomen en de werkuren van appellant geen invloed hadden op de gerealiseerde fiscale winst.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken.