ECLI:NL:CRVB:2004:AR2866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingediend, maar deze was afgewezen omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 augustus 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Dijksman. Gedaagde was niet vertegenwoordigd.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische situatie van appellant. Appellant was in 1997 uitgevallen als schoonmaker en had in 1998 een periode van geschiktheid voor passend werk, maar viel opnieuw uit met diverse klachten. De verzekeringsarts N. Sarnevesht heeft een belastbaarheidspatroon opgesteld, waaruit bleek dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De arbeidsdeskundige J. de Waart heeft op basis van dit patroon functies geselecteerd die appellant zou kunnen vervullen.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen en dat hij per 7 november 2002 een volledige WAO-uitkering geniet vanwege een Obstructief Slaap Apnoe Syndroom. De Raad heeft echter geoordeeld dat er voldoende functies beschikbaar zijn die passend zijn voor appellant, ondanks de afwijzing van de functie samensteller. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.