ECLI:NL:CRVB:2004:AR2867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische geschiktheid voor werkzaamheden als docent
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die als docent werkzaam was aan de Hogeschool Brabant. Appellant is op 4 november 1998 uitgevallen wegens gewrichts- en spierklachten en heeft sindsdien zijn werkzaamheden gedeeltelijk hervat. Na een periode van ziekte heeft hij opnieuw een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is afgewezen. De rechtbank Haarlem heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat hij in staat is zijn werkzaamheden volledig te verrichten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij lijdt aan de ziekte van Hashimoto, wat zijn arbeidsvermogen zou beperken. Hij stelt dat hij door de ziekte en de medicatie slechts 60% van zijn werkzaamheden kan verrichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe objectieve medische informatie is overgelegd die zijn stelling ondersteunt. De Raad heeft de rapporten van de huisarts en de bezwaarverzekeringsarts in overweging genomen, maar deze bieden geen bewijs dat de medische beperkingen van appellant zijn onderschat. De Raad oordeelt dat appellant in staat moet worden geacht zijn werkzaamheden als docent volledig te verrichten en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om de kosten van het geding te compenseren, zoals vermeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.