ECLI:NL:CRVB:2004:AR2875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid in relatie tot psychische klachten
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 14 juni 1997 werkzaam was als medewerkster in een kippenslachterij. Appellante werd op 23 juli 1998 arbeidsongeschikt verklaard vanwege nekklachten, hoofdpijn en tintelingen in haar handen. Na de wettelijke wachttijd van 52 weken ontving zij een WAO-uitkering, vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, bij besluit van 14 september 2000 werd deze uitkering herzien naar 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid. Het bezwaar tegen dit besluit werd door de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 augustus 2004, waarbij partijen niet verschenen. Gedaagde voerde aan dat de bezwaarverzekeringsarts Slebus voldoende rekening had gehouden met de psychische beperkingen van appellante. De Raad oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waren en dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. De Raad vond geen noodzaak voor nader onderzoek naar de psychische klachten van appellante, aangezien de rapporten van de behandelend psychiater Güner geen wezenlijk ander beeld schetsten.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat de medische besluitvorming zorgvuldig was en dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De rechtbank had ook geoordeeld dat de geselecteerde functies, zoals gordijnennaaister en confectienaaister, in overeenstemming waren met de voor appellante vastgestelde beperkingen. De Raad verwierp de grieven van appellante en concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam.