ECLI:NL:CRVB:2004:AR3203
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- E. Aardema
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering na onvolledig onderzoek naar arbeidsrelatie
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin zijn bezwaren tegen de weigering van een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond zijn verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant, die van 1 januari 2001 tot 16 februari 2002 als systeemprogrammeur/docent werkzaam was voor Staley en Sulsters Management B.V., niet als werknemer kon worden beschouwd vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding. De directeur van de B.V. is de echtgenote van appellant, wat de situatie verder complicaties geeft.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 juli 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door W.F.K. ter Hennepe. De Raad heeft vastgesteld dat er geen verzekeringsplicht leidende arbeidsrelatie was tussen appellant en de B.V., en dat de weigering van de WW-uitkering op deze grond terecht was. Echter, de Raad heeft ook opgemerkt dat er mogelijk een (fictieve) dienstbetrekking tot een andere werkgever bestond, met name via de intermediair tussen de B.V. en Euronederland. Dit aspect was niet onderzocht door het UWV, wat leidde tot de conclusie dat het besluit tot weigering van de WW-uitkering was genomen na een onvolledig onderzoek.
De Raad heeft daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het UWV vernietigd. Tevens is bepaald dat het UWV het betaalde recht van € 87,-- aan appellant moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig onderzoek naar de arbeidsrelatie bij het toekennen van sociale zekerheidsuitkeringen.