ECLI:NL:CRVB:2004:AR4349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onjuiste toepassing van artikel 8:32 Awb inzake beschikbaar stellen medische gegevens aan gemachtigde van appellante
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om de onjuiste toepassing van artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het beschikbaar stellen van medische gegevens aan de gemachtigde van appellante. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M. van den Boom, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 mei 2002 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de toekenning van een WAO-uitkering aan een werknemer van appellante, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van appellante geen bijzondere toestemming had gekregen om de medische gegevens in te zien.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 7 oktober 2004 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de gemachtigde van appellante niet als gemachtigde in de zin van artikel 8:32, tweede lid, Awb heeft aangemerkt. De Raad benadrukt dat het onthouden van deze toestemming de gemachtigde onterecht belemmert in zijn taak om de belangen van de werkgever te behartigen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor een nieuwe beoordeling. Tevens is gedaagde, het Uwv, voorwaardelijk veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,-, en dient het griffierecht van € 327,- aan appellante te worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de toegang tot medische gegevens voor gemachtigden in sociale zekerheidszaken en de noodzaak om de rechten van deze gemachtigden te waarborgen, zodat zij hun cliënten adequaat kunnen vertegenwoordigen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van de toepassing van de Awb en de bescherming van persoonsgegevens.