ECLI:NL:CRVB:2004:AR4352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- L.M. Reijnierse
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verhoging WAO-dagloon zonder verifieerbare gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de verhoging van het WAO-dagloon. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juli 2002, waarin de rechtbank het standpunt van gedaagde heeft onderschreven.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 oktober 2004 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de door gedaagde aangehouden verhoogde WAO-dagloon van f 208,88 niet kan worden onderbouwd met voldoende verifieerbare schriftelijke gegevens. De Raad stelt vast dat de extra vergoeding die appellant als chauffeur heeft ontvangen, niet kan worden aangemerkt als loon voor bijkomende werkzaamheden, waardoor deze vergoeding buiten het toepassingsbereik van de relevante regelgeving valt. Bovendien heeft appellant in hoger beroep geen nadere bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant zonder concrete en verifieerbare gegevens geen kans van slagen heeft. De Raad wijst erop dat het faillissement van het bedrijf waar appellant werkzaam was, geen afbreuk doet aan de deugdelijkheid van de besluitvorming van gedaagde. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.