ECLI:NL:CRVB:2004:AR4648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en ziekengeld; beoordeling van medische en arbeidskundige geschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering en ziekengeld aan [betrokkene], die haar werkzaamheden als medewerkster tuinbouw had gestaakt vanwege pijn- en rugklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van zowel [betrokkene] als het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank had eerder de besluiten van het Uwv vernietigd, maar de Centrale Raad komt tot de conclusie dat de WAO-schatting medisch en arbeidskundig niet onjuist is gebleken.
De Raad stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de gezondheidstoestand van [betrokkene] adequaat hebben beoordeeld. De Raad oordeelt dat er geen redenen zijn om de vastgestelde belastbaarheid van [betrokkene] onjuist te achten. De Raad wijst erop dat de functies die aan [betrokkene] zijn aangeboden, voldoende arbeidsplaatsen vertegenwoordigen en dat de vermelding van een opleidingseis voor twee functies op een kennelijke fout berust. De Raad concludeert dat [betrokkene] in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar medische beperkingen.
De Centrale Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart de inleidende beroepen ongegrond. Dit betekent dat de besluiten van het Uwv om de WAO-uitkering en het ziekengeld te weigeren in stand blijven. De Raad benadrukt dat er geen medische stukken zijn ingediend die de juistheid van de beoordelingen van de verzekeringsartsen in twijfel trekken. De uitspraak van de Centrale Raad is daarmee een bevestiging van de eerdere besluiten van het Uwv.