ECLI:NL:CRVB:2004:AR4992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch.J.G. Olde Kalter
- J. Verrips
- Rechtspraak.nl
Geen recht op verlengde uitkering op grond van de Ziektewet wegens gebrek aan arbeidsongeschiktheid door zwangerschap of bevalling
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante recht heeft op een verlengde uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Appellante is op 16 oktober 2001 door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geïnformeerd dat zij geen recht heeft op een verlengde Ziektewetuitkering. Dit besluit werd later door de rechtbank Rotterdam bevestigd in een uitspraak van 11 februari 2003. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 september 2004 is appellante niet verschenen, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door een medewerker van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die door de rechtbank zijn vastgesteld als juist aangenomen. De Raad heeft zich gebogen over de vraag of het besluit van gedaagde om geen recht op een verlengde uitkering te verlenen terecht was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad heeft deze conclusie onderschreven en vastgesteld dat appellante haar stellingen niet heeft onderbouwd met medische gegevens die de zorgvuldigheid van de onderzoeken in twijfel zouden trekken.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat inhoudt dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2004.