ECLI:NL:CRVB:2004:AR4995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch.J.G. Olde Kalter
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsgeschiktheid van appellant in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van appellant, die zich op 5 oktober 1999 ziek meldde vanwege rugklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een eerder besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat hem als arbeidsgeschikt beschouwde. De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft zijn grieven in hoger beroep herhaald, maar is niet verschenen ter zitting. Gedaagde werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De Raad heeft de medische gegevens van appellant bestudeerd, waaronder onderzoeken door verschillende verzekeringsartsen. De primaire verzekeringsarts concludeerde dat er geen afwijkingen aan de rug waren vastgesteld en dat de rugklachten niet objectiveerbaar waren. Appellant werd op 13 december 1999 hersteld verklaard, maar ontving geen ziekengeld meer. De bezwaarverzekeringsarts bevestigde de bevindingen van de primaire arts en concludeerde dat er geen reden was om het oordeel over de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid te wijzigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat er geen termen zijn voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de proceskosten niet worden vergoed. De Raad concludeert dat de beoordeling van de verzekeringsartsen juist is en dat er geen aanleiding is om het standpunt van gedaagde te betwisten. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2004.