ECLI:NL:CRVB:2004:AR5318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor een in Marokko wonende appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de weigering van kinderbijslag aan een in Marokko wonende appellante. De appellante had eerder een nabestaandenuitkering ontvangen op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in augustus 2001. In oktober 2001 verzocht zij om kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank Amsterdam had eerder haar beroep ongegrond verklaard, omdat appellante niet verzekerd was ingevolge de AKW, aangezien zij niet in Nederland woonde en niet aan de loonbelasting was onderworpen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet verzekerd was op grond van de AKW, omdat zij voor 1 januari 2000 niet verzekerd was op basis van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (KB 746). De Raad merkte op dat de echtgenoot van appellante tot zijn overlijden wel verzekerd was, maar dat dit niet betekende dat appellante recht had op kinderbijslag. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder recht op kinderbijslag kan worden verkregen en de impact van woonplaats en verzekering op dit recht.