ECLI:NL:CRVB:2004:AR5912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.H. Hagendoorn-Huls
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de berekening van het dagloon volgens de Dagloonregelen WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de berekening van zijn dagloon. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellant heeft niet deelgenomen aan de zitting op 13 juli 2004, terwijl de gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. W. Pouwelse. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante feiten en eerdere besluiten in overweging genomen, waaronder het besluit op bezwaar van 21 februari 2001 en de uitspraak van de rechtbank.
De kern van het geschil betreft de toepassing van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dagloonregelen WAO, dat bepaalt dat het dagloon kan worden verlaagd voor uitkeringsgerechtigden die afwisselend wel en niet werkzaam zijn. De rechtbank heeft eerder bevestigd dat de gedaagde deze bepaling correct heeft toegepast bij de berekening van het dagloon van appellant, vastgesteld bij besluit van 18 september 2000 en gehandhaafd bij besluit van 21 februari 2001. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen, omdat deze niet heeft aangetoond dat hij in de referteperiode van 28 juni 1998 tot 28 juni 1999 actief heeft gesolliciteerd.
De Raad heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2004.