ECLI:NL:CRVB:2004:AR6240
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend om als burger-oorlogsslachtoffer in aanmerking te komen voor een toeslag, een periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die eiser zou hebben als gevolg van zijn ervaringen tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië en de daaropvolgende Bersiap-periode.
De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft de aanvraag afgewezen op 29 augustus 2003, omdat de gebeurtenissen die eiser aan zijn aanvraag ten grondslag had gelegd, niet konden worden aangemerkt als calamiteiten in de zin van de Wet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De Raad heeft de argumenten van eiser en de verweerster zorgvuldig afgewogen. Eiser heeft verschillende oorlogservaringen naar voren gebracht, waaronder huiszoekingen, beschietingen en vluchten tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode.
De Raad oordeelde dat de door eiser genoemde gebeurtenissen niet voldoende waren onderbouwd met aanvullende gegevens en dat de verklaringen van eiser niet konden worden aangemerkt als voldoende bewijs. De Raad volgde de opvatting van de verweerster dat er geen bewijs was dat de gebeurtenissen als calamiteiten konden worden gekwalificeerd. De Raad concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 november 2004.