ECLI:NL:CRVB:2004:AR6254
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere voorziening voor oorlogsslachtoffer in verband met verhuizing
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1934 en als vervolgde erkend, een aanvraag ingediend voor een bijzondere voorziening in de kosten van verhuizing en herinrichting. Deze aanvraag volgde op zijn verhuizing in december 2002 van [naam gemeente] naar [woonplaats], na het overlijden van zijn moeder. Eiser voelde zich eenzaam en hoopte door de verhuizing meer sociale contacten te krijgen, waaronder met zijn vriendin die in [woonplaats] woont. De aanvraag werd echter afgewezen door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die oordeelde dat er geen medische of sociaal-medische indicatie was voor de verhuizing, ondanks de psychische klachten van eiser die verband hielden met zijn verleden als vervolgde.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de sociale omstandigheden, zoals dreigende vereenzaming, aanleiding hadden moeten zijn voor het verlenen van een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 oktober 2004 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat R.R. Cohen. De verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke.
De Raad heeft de argumenten van eiser en de adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de verhuizing voornamelijk op pragmatische gronden was gebaseerd en dat er onvoldoende bewijs was voor een medische indicatie die de aanvraag zou rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen grond was voor vernietiging van het besluit. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag.