ECLI:NL:CRVB:2004:AR6260

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6009 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • J.P. Schieveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2004 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 1 juli 2004. De Raad had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De opposant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft op 6 juli 2004 verzet aangetekend tegen deze beslissing. Het verzetschrift werd op 7 juli 2004 ter griffie ontvangen en de behandeling vond plaats op 7 oktober 2004, waarbij de opposant niet aanwezig was en de geopposeerde vertegenwoordigd werd door mr. T.R.A. Dircke van de Pensioen- en Uitkeringsraad.

De Raad heeft in zijn motivering vastgesteld dat er geen gronden zijn aangevoerd die het verzet zouden kunnen rechtvaardigen. De opposant had aangevoerd dat er verwarring was ontstaan over de betaling van het griffierecht voor drie broers, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheid niet voldoende was om te concluderen dat de opposant niet in verzuim was. De Raad heeft daarom besloten dat het verzet ongegrond is en heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak concludeert met de verklaring dat het verzet ongegrond is verklaard, en dit is gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 november 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6009 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 1 juli 2004 het namens opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit d.d. 31 oktober 2003 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft de gemachtigde van opposant bij brief van 6 juli 2004 verzet gedaan. Het verzetschrift is op 7 juli 2004 ter griffie van de Raad ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 oktober 2004. Daar is opposant niet verschenen en heeft geopposeerde zich doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat in verzet geen gronden naar voren zijn gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat hetgeen namens opposant ter zake in het verzetschrift is aangevoerd, te weten dat er enige verwarring is ontstaan bij de betaling van het griffierecht voor drie broers, niet kan worden aangemerkt als omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Uit het vorenstaande volgt dat het namens opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2003.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.