ECLI:NL:CRVB:2004:AR6263

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6082 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van lichamelijk en psychisch letsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2004 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van lichamelijke en psychische klachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië. De aanvraag werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de eisen van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO), die vereist dat er sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel dat leidt tot blijvende invaliditeit.

De Raad overwoog dat eiseres weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar dat de klachten die zij had niet in verband stonden met haar oorlogservaringen. De maag-, rug- en schouderklachten werden niet als oorlogsgerelateerd beschouwd, en de psychische klachten waren volgens de geneeskundig adviseurs van de verweerster niet zodanig dat ze leidden tot blijvende invaliditeit. De Raad vond de adviezen van de geneeskundig adviseurs overtuigend en concludeerde dat er geen voldoende bewijs was voor de stelling van eiseres dat haar psychische klachten haar functioneren ernstig belemmerden.

De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer en de strikte eisen die de WUBO stelt aan de erkenning van letsel.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6082 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 30 oktober 2003, kenmerk JZ/I/2003, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 7 oktober 2004, waar eiseres niet is verschenen. Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in juni 2002 bij verweerster een aanvraag ingediend om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet en om toekenning als zodanig van een toeslag en een bijzondere voorziening. Deze aanvraag heeft eiseres gebaseerd op lichamelijke en psychische klachten, die naar haar mening een gevolg zijn van haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië.
Verweerster heeft de aanvraag van eiseres afgewezen bij besluit van 15 januari 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daartoe is overwogen dat eiseres weliswaar is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet - te weten het tijdens de zogenoemde Bersiap-periode meemaken van een inval door pemoeda’s en de daarop volgende vlucht alsmede haar internering te Kendal -, maar dat niet is voldaan aan de ingevolge de Wet tevens geldende eis dat sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel tengevolge van de ondervonden oorlogscalamiteiten, leidend tot blijvende invaliditeit. In het bijzonder is in aanmerking genomen dat de maag-, rug- en schouderklachten van eiseres niet in verband staan met haar oorlogservaringen, en dat de beperkingen als gevolg van de, met die ervaringen wel verband houdende, psychische klachten zodanig gering zijn dat van een blijvende invaliditeit niet kan worden gesproken.
In bezwaar en beroep heeft eiseres deze visie van verweerster bestreden. Onder verwijzing naar het rapport d.d. 23 september 2003 van een op haar verzoek door de psychiater en medisch adviseur van de Stichting 1940-1945
dr. W. Op den Velde uitgevoerde contra-expertise heeft eiseres in het bijzonder aangevoerd dat haar psychische klachten wel degelijk hebben geleid tot een verminderd functioneren.
Ter beantwoording staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is de zienswijze van verweerster ten aanzien van de psychische klachten van eiseres in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, welke adviezen berusten op de resultaten van een op verzoek van verweerster door de arts C.J.C. Geelen ingesteld medisch onderzoek van eiseres en op gegevens uit de behandelende sector. In deze adviezen is ten laatste ook rekening gehouden met de door eiseres ingebrachte contra-expertise. Aangegeven is dat de anamnestische en onderzoeksbevindingen van de vanwege verweerster onderzoekend arts Geelen en van dr. Op den Velde goed overeenstemmen, maar dat verschil van mening bestaat over de vraag in hoeverre de psychische klachten leiden tot beperkingen in het dagelijks functioneren. De door dr. Op den Velde gestelde conclusie dat sprake is van een invaliditeit van 10% vanwege een verschraald bestaan met negatieve emoties en slaapproblematiek wordt door de geneeskundig adviseurs van verweerster niet gevolgd, op de grond dat uit de beide onderzoeken niet blijkt - ook niet uit het onderzoek van dr. Op den Velde - dat die emoties zich hebben vertaald in feitelijke belemmeringen.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd.
In de ter beschikking staande medische gegevens heeft de Raad onvoldoende aanknopingspunt gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het door verweerster, in het spoor van haar geneeskundig adviseurs, op basis van die gegevens ingenomen standpunt dat geen sprake is van tot invaliditeit leidend psychisch letsel. Ook de Raad ziet in de uitgebrachte medische rapportages, waarin aan het dagelijks functioneren van eiseres ruime aandacht is besteed, geen feitelijke belemmeringen beschreven voor deelname aan voor eiseres, haar leeftijd in aanmerking genomen, gebruikelijk te achten dagelijkse activiteiten. De Raad laat verder wegen dat eiseres zich in verband met de gestelde psychische klachten nimmer onder medische behandeling heeft gesteld.
Gezien het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2004.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.