ECLI:NL:CRVB:2004:AR6829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en belastbaarheid van appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellante is vastgesteld op 45 tot 55% op basis van de Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, die werkzaam was als intakefunctionaris, had zich op 6 maart 2000 ziek gemeld met diverse lichamelijke en psychische klachten. De verzekeringsarts R.G. Bekkering heeft appellante niet lichamelijk onderzocht, maar beschikte wel over relevante medische informatie van haar behandelend artsen. Appellante betwistte de schatting van haar belastbaarheid en de geschiktheid van de aan haar voorgehouden functies, waaronder receptionist en inpakster koekjes.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 december 2004 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was, ondanks het ontbreken van een lichamelijk onderzoek. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellante zijn voorgehouden, binnen haar belastbaarheid lagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de arbeidsongeschiktheidsklasse te herzien. De Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische gegevens en de rol van verzekeringsartsen in het vaststellen van de belastbaarheid van een werknemer. De Raad heeft de argumenten van appellante niet kunnen onderschrijven, omdat er onvoldoende objectieve medische gegevens waren die haar standpunt ondersteunden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor appellanten om gedegen medische onderbouwing te leveren bij het aanvechten van arbeidsongeschiktheidsbesluiten.