ECLI:NL:CRVB:2004:AR6865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2/6110 WAO + 02/6111 WAO + 03/855 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van eerdere uitspraken inzake gedifferentieerde premie op grond van de WAO

In deze zaak gaat het om de intrekking van het hoger beroep tegen de vaststelling van de voor de werkgeefster geldende gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 november 2004 uitspraak gedaan in de gedingen tussen de appellante, vertegenwoordigd door J.H.C. van Dongen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de premiejaren 1998, 1999 en 2002, waarbij de gedaagde besluiten heeft genomen die betrekking hebben op de vaststelling van de premie. De appellante heeft in hoger beroep diverse beroepsgronden aangevoerd, waaronder een schending van artikel 4, achtste lid van het ILO-verdrag C103 en het uitblijven van herbeoordelingen van de toegekende uitkeringen. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellante echter deze beroepsgronden niet langer gehandhaafd. De Raad heeft vastgesteld dat de overige gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd, reeds in eerdere rechtspraak zijn verworpen. De Raad heeft besloten om de aangevallen uitspraken te bevestigen, zonder aanleiding te zien voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/6110 WAO + 02/6111 WAO + 03/855 WAO
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij beroepschriften van 5 december 2002 en 20 februari 2003 heeft J.H.C. van Dongen, werkzaam bij de Metaalunie te Nieuwegein, als gemachtigde van appellante op bij aanvullende beroepschriften aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Roermond op respectievelijk 4 november 2002, nummers 01/932 en 02/569, en
23 januari 2003, nummer 02/866, tussen partijen gewezen uitspraken (hierna: de aangevallen uitspraken).
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
De gedingen zijn behandeld ter zitting van de Raad op 21 september 2004, waar namens appellante is verschenen
J.H.C. van Dongen, voornoemd, en waar namens gedaagde zijn verschenen mr. K.D. van Someren en E. van Dompselaar, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
De aangevallen uitspraken hebben betrekking op besluiten van gedaagde strekkende tot vaststelling van de voor appellante geldende gedifferentieerde premie op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor de premiejaren 1998, 1999 en 2002. Bij die vaststelling zijn aan appellantes (ex-)werknemers in de jaren 1996, 1997 en 2000 betaalde WAO-uitkeringen in aanmerking genomen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante de opgeworpen beroepsgronden, betreffende schending van artikel 4, achtste lid van het ILO-verdrag C103 en het uitblijven van herbeoordelingen van de toegekende uitkeringen, uitdrukkelijk niet langer gehandhaafd.
Alle overige in hoger beroep aangevoerde gronden zijn door de Raad in zijn na het instellen van de hoger beroepen ontwikkelde, partijen bekende rechtspraak, reeds verworpen, en zij slagen evenmin in de onderhavige gedingen. De Raad volstaat, in overeenstemming met partijen, voor de motivering naar de verwijzing naar die eerdere rechtspraak. De aangevallen uitspraken komen zodoende voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2004.
(get.) R.C. Stam
(get.) A. Kovács