ECLI:NL:CRVB:2004:AR7148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van een hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De opposant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 87,-- niet tijdig was betaald. De Raad had vastgesteld dat de betaling niet binnen de gestelde termijn van acht weken was voldaan, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de opposant niet in verzuim was geweest. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij betoogde dat hij de ontvangst van de aanmaning tot betaling betwistte, omdat deze niet aangetekend was verzonden.
Tijdens de zitting van 8 juni 2004 zijn beide partijen niet verschenen, en het onderzoek werd heropend. Bij de zitting op 12 oktober 2004 was de situatie niet veranderd. De Raad heeft in zijn motivering overwogen dat, gezien de omstandigheden van de opposant en zijn verzoek om kwijtschelding of uitstel van betaling, er aanleiding was om het verzet gegrond te verklaren. De Raad heeft daarbij het recht op toegang tot de rechter, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, in acht genomen. De Raad oordeelde dat de opposant een termijn van acht weken moest krijgen om het griffierecht alsnog te voldoen, met de waarschuwing dat bij gebreke hiervan het hoger beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard zou worden.
De uitspraak van de Raad van 17 december 2003 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen proceskosten aan de opposant toegewezen, omdat hier geen bewijs van was. De beslissing werd uitgesproken door mr. drs. Th.G.M. Simons, met C.H.T.W. van Rooijen als griffier, op 23 november 2004.