ECLI:NL:CRVB:2004:AR7362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2004, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 3 oktober 2002 geoordeeld dat de appellant, het Uwv, een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan gedaagde had toegekend, maar dat de arbeidsongeschiktheid niet correct was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat gedaagde, op basis van de resterende functies, in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse moest worden ingedeeld dan het Uwv had vastgesteld.
In hoger beroep voerde het Uwv aan dat de rechtbank niet op de juiste wijze zelf in de zaak had mogen voorzien. De Raad van bestuur stelde dat de functie van JR. medewerker debiteuren, die door de rechtbank was uitgesloten, ook op de datum in geding voorkwam. Echter, tijdens de zitting werd duidelijk dat gedaagde niet voldeed aan de opleidingseisen voor deze functie. Hierdoor kwam het Uwv tot de conclusie dat gedaagde, zoals de rechtbank had bepaald, inderdaad in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65% moest worden ingedeeld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen geschilpunten meer waren. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde in hoger beroep, vastgesteld op € 644,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.W. Schuttel, met drs. T.R.H. van Roekel als griffier.