ECLI:NL:CRVB:2004:AR7445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1405 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen berekeningsbeschikking Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, wonende in Indonesië, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster, genomen op 24 december 2003, waarbij haar een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 was toegekend. Eiseres was van mening dat het bedrag van de uitkering te laag was, omdat zij door haar verslechterde gezondheid extra kosten moest maken. Verweerster verklaarde eiseres echter niet-ontvankelijk in haar bezwaar, omdat de berekeningsbeschikking geen beslissing bevatte over de vergoeding van deze extra kosten. Dit zou volgens verweerster betekenen dat er geen voor beroep of bezwaar vatbaar besluit was, zoals vereist door artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Tijdens de zitting op 21 oktober 2004 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van verweerster die zich had afgemeld. De Raad heeft de zaak vervolgens beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens. De Raad concludeerde dat in de berekeningsbeschikking van 30 september 2003 geen beslissing was genomen over de aanspraken op vergoeding van extra medische kosten. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

De Raad bevestigde ook de mededeling van verweerster dat de Wet niet voorziet in bijzondere voorzieningen voor weduwen van vervolgingsslachtoffers. De artikelen 20 en 21 van de Wet stipuleren dat voorzieningen alleen kunnen worden verstrekt aan de echtgenoot van de vervolgde. Gezien deze overwegingen werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.L.M.J. Stevens, in aanwezigheid van griffier J.P. Schieveen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1405 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats] (Indonesië), eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 24 december 2003, kenmerk JZ/I/80/2003/1076, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 21 oktober 2004, alwaar partijen - verweerster met bericht van verhindering - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij berekeningsbeschikking van 30 september 2003 heeft verweerster de eiseres als weduwe van een vervolgde ingevolge de Wet toekomende periodieke uitkering over de jaren 2002 en 2003 (voorlopig) vastgesteld.
Eiseres heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt, aanvoerende dat het bedrag van haar periodieke uitkering te laag is nu zij in verband met haar verslechterde gezondheid extra kosten moet maken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerster eiseres in haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat in de bestreden berekeningsbeschikking geen beslissing is opgenomen met betrekking tot vergoeding van extra te maken kosten, zodat in zoverre geen sprake is van een voor beroep/bezwaar vatbaar besluit als bedoeld in (artikel 1:3 van) de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerster heeft daaraan, ter voorlichting van eiseres, nog toegevoegd dat zij als weduwe van een vervolgingsslachtoffer geen aanspraak kan maken op voorzieningen op grond van de Wet.
Gelet op de voorhanden gegevens - waaronder met name ook het ontbreken van een voorafgaande aanvraag terzake - is de Raad met verweerster van oordeel dat in de bestreden berekeningsbeschikking van 30 september 2003 niet is beslist over eventuele aanspraken op vergoeding van extra medische kosten. Hieruit volgt dat het bezwaar van eiseres tegen die beschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Voorts is juist de mededeling van verweerster dat de Wet niet voorziet in de mogelijkheid om aan eiseres als weduwe van een vervolgde bijzondere voorzieningen te verstrekken. Blijkens het bepaalde in de artikelen 20 en 21 van de Wet is het verstrekken van voorzieningen gekoppeld aan met de vervolging in verband staande ziekten en/of gebreken, hetgeen betekent dat voorzieningen alleen aan de echtgenoot van eiseres toegekend hadden kunnen worden.
Het beroep van eiseres dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2004
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.