ECLI:NL:CRVB:2004:AR7613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een beroep wegens overschrijding van de termijn zoals genoemd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellante, een commanditaire vennootschap, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen, die op 20 augustus 2003 het beroep van appellante niet-ontvankelijk had verklaard. Dit gebeurde omdat de rechtbank van mening was dat de beroepstermijn was overschreden.
De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van 23 september 2002, waartegen het beroep was ingesteld, niet op de juiste wijze was bekendgemaakt aan de gemachtigde van appellante. Het besluit was enkel aan de appellante zelf verzonden, terwijl de gemachtigde, drs. J. Vondeling, ook op de hoogte had moeten worden gesteld. Hierdoor was de beroepstermijn niet op de gebruikelijke wijze aangevangen. De Raad concludeerde dat de termijn pas begon te lopen op 26 maart 2003, toen de gemachtigde kennisnam van het besluit.
De Raad oordeelde dat de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van het beroep ten onrechte had vastgesteld en dat de zaak terugverwezen moest worden naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werd gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 322,-- werden begroot voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en bepaalde dat het betaalde recht van € 348,-- aan appellante moest worden vergoed.