ECLI:NL:CRVB:2004:AR7649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Onterechte weigering WAO-uitkering op basis van ondeugdelijke medische grondslag
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2004, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een WAO-uitkering door gedaagde, die sinds 1 augustus 1995 als groepsleerkracht werkzaam was. Gedaagde had haar werkzaamheden gestaakt vanwege griep- en vermoeidheidsklachten, en later psychische klachten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de afwijzing van de WAO-aanvraag op een ondeugdelijke medische grondslag berustte, omdat de medische beperkingen van gedaagde niet correct waren beoordeeld.
De Raad overweegt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er sprake was van medische beperkingen bij gedaagde, ondanks het feit dat de verzekeringsarts van het Uwv geen ziekte of gebrek had vastgesteld. De deskundige Jonker had in zijn rapportage aangegeven dat gedaagde, ondanks het ontbreken van objectieve bevindingen, wel degelijk beperkingen ondervond die haar arbeid ontnamen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv niet in stand kan blijven.
De Raad legt ook de proceskosten van gedaagde in hoger beroep op aan het Uwv, ter hoogte van € 644,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, vooral in gevallen waar geen objectieve medische bevindingen zijn, maar waar wel sprake is van significante klachten die de arbeidsgeschiktheid beïnvloeden.