ECLI:NL:CRVB:2004:AR7744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Toekenning WW-uitkering en schadevergoeding na onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WW-uitkering aan appellante. De zaak is ontstaan na een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 4 juni 2004, waarbij appellante alsnog als verzekerde ingevolge de Werkloosheidswet (WW) werd aangemerkt en per 1 maart 2000 een WW-uitkering werd toegekend. Dit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2001, waartegen hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Hanenberg.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het besluit van 4 juni 2004 volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van appellante, waardoor er geen geschil meer resteerde in de hoofdzaak. Appellante heeft echter verzocht om schadevergoeding voor renteschade en kosten van rechtsbijstand, als gevolg van een eerder onrechtmatig besluit van 11 december 2000. De Raad heeft het verzoek tot vergoeding van renteschade toegewezen, met de ingangsdatum van de rente vastgesteld op 1 augustus 2000. Dit is gebaseerd op eerdere jurisprudentie van de Raad.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand is afgewezen, omdat niet voldaan werd aan de criteria voor een onrechtmatig besluit. De Raad heeft wel geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, begroot op € 1.288,--, en dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van totaal € 104,37 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.A. Hoogeveen, met P. Boer als griffier.