ECLI:NL:CRVB:2004:AR8171

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4610 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een opposant, die in Marokko woont. De opposant had eerder een hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant, vertegenwoordigd door mr. P. van Baaren, diende op 24 maart 2004 een voorlopig verzetschrift in, waarin hij aangaf niet langer als gemachtigde op te treden. Op 8 juni 2004 werden de gronden van het verzet ingediend. De behandeling vond plaats op 5 november 2004, maar partijen waren niet verschenen.

In het verzetschrift werd door de opposant aangevoerd dat het moeilijk was om vanuit Marokko geld over te maken naar Nederland en dat zijn voormalige gemachtigde het griffierecht pas na ontvangst van het bedrag zou overmaken. De Raad oordeelde echter dat de opposant in zijn verzetschrift geen verontschuldigingen had aangevoerd die de te late betaling konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de gevolgen van de handelingen van een gemachtigde voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Er waren geen gronden om hiervan af te wijken in dit geval.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. D.J. van der Vos en mr. H.J. Simon als leden, en werd openbaar uitgesproken op 17 december 2004.

Uitspraak

03/4610 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 februari 2004 het namens opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2003, nummer AWB 02/1315 WAO, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft mr. P. van Baaren, advocaat te Amsterdam, namens opposant bij brief van 24 maart 2004 een voorlopig verzetschrift ingediend. In dit verzetschrift heeft mr. P. van Baaren bericht dat hij niet langer als gemachtigde van opposant zal optreden.
Opposant heeft bij schrijven van 8 juni 2004 de gronden van het verzet ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 5 november 2004. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift heeft opposant aangevoerd dat het moeilijk is om vanuit Marokko geld over te maken naar Nederland en dat zijn voormalige gemachtigde het verschuldigde griffierecht eerst na ontvangst van het bedrag van opposant aan de Raad wilde overmaken.
De Raad stelt vast dat opposant in zijn verzetschrift niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor de te late betaling. De Raad overweegt daartoe dat de gevolgen van processuele handelingen van een gemachtigde in het algemeen voor rekening dienen te blijven van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. De Raad is niet gebleken van gronden om daarover in het onderhavige geval anders te oordelen.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.