ECLI:NL:CRVB:2004:AR8171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een opposant, die in Marokko woont. De opposant had eerder een hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant, vertegenwoordigd door mr. P. van Baaren, diende op 24 maart 2004 een voorlopig verzetschrift in, waarin hij aangaf niet langer als gemachtigde op te treden. Op 8 juni 2004 werden de gronden van het verzet ingediend. De behandeling vond plaats op 5 november 2004, maar partijen waren niet verschenen.
In het verzetschrift werd door de opposant aangevoerd dat het moeilijk was om vanuit Marokko geld over te maken naar Nederland en dat zijn voormalige gemachtigde het griffierecht pas na ontvangst van het bedrag zou overmaken. De Raad oordeelde echter dat de opposant in zijn verzetschrift geen verontschuldigingen had aangevoerd die de te late betaling konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de gevolgen van de handelingen van een gemachtigde voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Er waren geen gronden om hiervan af te wijken in dit geval.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. D.J. van der Vos en mr. H.J. Simon als leden, en werd openbaar uitgesproken op 17 december 2004.