ECLI:NL:CRVB:2004:AR8537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2935 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 januari 2004, waarin het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2003, maar de Raad oordeelde dat het hoger beroep niet tijdig was ingediend. De opposant heeft in verzet niets aangevoerd dat aanleiding zou kunnen geven om de eerdere beslissing te heroverwegen. Tijdens de zitting op 5 november 2004 zijn partijen niet verschenen, wat de Raad niet weerhield om de zaak te behandelen.

De Raad heeft in zijn motivering vastgesteld dat er geen redenen zijn om de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep te herzien. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van 9 januari 2004 blijft derhalve in stand, en het verzet wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Raad, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2004.

Uitspraak

03/2935 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 22 april 2003 (reg. nr. AWB 02/4508 AOW) tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 9 januari 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep niet tijdig bij de Raad is ingediend en niet is gebleken van redenen op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant in verzuim is geweest.
Opposant is van die uitspraak in verzet gekomen.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 5 november 2004, waar partijen niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad ziet zich naar aanleiding van het door opposant ingestelde verzet voor de vraag gesteld of de door de Raad bij zijn uitspraak van 9 januari 2004 uitgesproken niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep terecht is geschied.
De Raad overweegt het volgende.
Door opposant is in verzet niets aangevoerd dat aanleiding zou kunnen vormen om hierover thans in andere zin te oordelen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak van de Raad van
9 januari 2004 derhalve in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.
MH
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par M. le maître J. Janssen en qualité de président, M. le maître D.J. van der Vos et M. le maître H.J. Simon comme membres, en présence de M.H.A. Uri en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 17 décembre 2004.