ECLI:NL:CRVB:2004:AR8556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van wettelijke rente in het kader van WAO-uitkering en ingebrekestelling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2004, staat de vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente centraal. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak die betrekking had op de toekenning van een WAO-uitkering aan gedaagde, die sinds 1 september 1979 arbeidsongeschikt is. De appellant heeft in zijn hoger beroep aangevoerd dat hij pas op 9 februari 2001, via de toenmalige gemachtigde van gedaagde, in gebreke is gesteld met betrekking tot de wettelijke rente over de uitkering die aan gedaagde toekwam. De Raad overweegt dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in lijn is met de geldende wet- en regelgeving omtrent de verschuldigdheid van wettelijke rente in dit soort gevallen.
De Raad stelt vast dat de appellant niet eerder dan de genoemde datum in gebreke is gesteld en dat hij pas vanaf dat moment wettelijke rente verschuldigd is. De Raad wijst erop dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet voldoende onderbouwd is en dat de gronden van de aangevallen uitspraak in dit opzicht aangevuld dienen te worden. De Raad bevestigt dat de bereidheid van appellant om de wettelijke rente te vergoeden met ingang van de ingebrekestelling, gedaagde niet tekort doet.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar met de nuance dat de wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf de datum van ingebrekestelling. Dit betekent dat de appellant niet verplicht is om wettelijke rente te vergoeden over de periode vóór 1 januari 1992, omdat er geen schriftelijke ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van zijn beslissing en concludeert dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.