ECLI:NL:CRVB:2004:AR8659

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1171 WUV + 04/1172 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2004 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 1 juli 2004. In die uitspraak werd het beroep van de opposante tegen besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De opposante heeft op 16 juli 2004 verzet aangetekend, wat op 20 juli 2004 ter griffie is ontvangen. Tijdens de zitting op 11 november 2004 is de opposante in persoon verschenen, terwijl de geopposeerde werd vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs.

De Raad heeft vastgesteld dat er tijdens het verzet en de zitting geen gronden zijn aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet zouden kunnen leiden. De opposante voerde aan dat zij ziek was en slechtziend, waardoor zij afhankelijk was van anderen voor handelingen zoals schrijven. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de opposante niet in verzuim was geweest. De opposante had, volgens de Raad, maatregelen moeten nemen om de tijdige indiening van het beroepschrift te waarborgen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, bijgestaan door mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer, in aanwezigheid van griffier A. de Gooijer.

Uitspraak

04/1171 WUV
04/1172 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
De Raad heeft bij uitspraak van 1 juli 2004 het door opposante ingestelde beroep tegen de ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluiten d.d. 24 december 2003 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposante verzet gedaan bij brief van 16 juli 2004. Het verzetschrift is op 20 juli 2004 ter griffie van de Raad ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 11 november 2004, waar opposante in persoon is verschenen. Geopposeerde heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat in verzet en ter zitting geen gronden naar voren zijn gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat hetgeen door opposante in verzet wordt aangevoerd, te weten dat opposante ziek was en slechtziend is waardoor zij afhankelijk is van anderen voor handelingen als schrijven, niet kan worden aangemerkt als omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest.
De Raad stelt vast dat opposante, naar zij ter zitting heeft verklaard, wel in staat is tot lezen, zij het met hulpmiddelen en dat zij derhalve kennis heeft kunnen nemen van het bestreden besluit en de daarbij behorende beroepsclausule zonder hulp van anderen.
De Raad is van oordeel dat het op de weg van opposante had gelegen om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld het (tijdelijk) inschakelen van een zaakwaarnemer, om tijdige indiening van het beroepschrift - desnoods met vermelding van summiere, later aan te vullen gronden - te verzekeren.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van A. de Gooijer als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 december 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A. de Gooijer.
HD
7.12