ECLI:NL:CRVB:2004:AR8863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die minder dan 15% arbeidsongeschikt werd bevonden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 6 maart 2001 had besloten om geen uitkering toe te kennen. Appellante, die sinds 17 februari 2000 uitgevallen was door schouder- en armklachten, had bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing op 15 april 2002.
De Raad beoordeelt of de uitspraak van de rechtbank stand kan houden. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante in staat is om de voorgehouden functies uit te oefenen, ondanks haar medische beperkingen. De arbeidsdeskundige had drie functies geselecteerd voor de theoretische schatting van de arbeidsongeschiktheid, en de Raad is van mening dat appellante deze functies kan vervullen. De Raad wijst erop dat appellante, indien zij in aanmerking wil komen voor een hogere uitkering vanwege toegenomen klachten, een nieuwe aanvraag kan indienen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak wordt gedaan in aanwezigheid van de griffier, en appellante is niet verschenen op de zitting.