ECLI:NL:CRVB:2004:AR8941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het beroepschrift in hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, zonder dat er enige omstandigheid was die erop wees dat appellant in verzuim was. Appellant stelde dat hij het beroepschrift tijdig per post had verzonden en dat het door de rechtbank binnen een week na verzending was ontvangen. Echter, hij kon geen verklaring geven voor de datum op het poststempel van TPG Post.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beantwoord of appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen van toepassing is als het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het poststempel op de enveloppe toonde aan dat het beroepschrift op 7 januari 2004 was verzonden. Aangezien er geen concrete aanwijzingen waren die het tegendeel bewezen, ging de Raad er, net als de rechtbank, van uit dat de terpostbezorging op die datum had plaatsgevonden.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor, en werd openbaar uitgesproken op 22 december 2004.