ECLI:NL:CRVB:2004:AS1906

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/321 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de opposant, wonende in Marokko, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waartegen het hoger beroep was ingesteld, dateert van 25 november 2003. De Raad had op 7 mei 2004 geoordeeld dat het hoger beroep niet tijdig was ingediend en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de opposant in verzuim was. De opposant voerde in zijn verzetschrift aan dat hij wegens ziekte niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen en dat hij niemand kon inschakelen om zijn zaak te behartigen. Tijdens de zitting op 12 november 2004 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat de opposant in zijn verzetschrift geen overtuigende argumenten heeft aangedragen die de termijnoverschrijding zouden kunnen verontschuldigen. De Raad had in de eerdere uitspraak al overwogen dat er geen medische verklaring was die bevestigde dat de opposant niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak waartegen verzet was gedaan, blijft in stand, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

Uitspraak

04/321 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 25 november 2003 tussen partijen gegeven uitspraak (reg.nr.: AWB 01/3512 AOW).
Bij uitspraak van 7 mei 2004, aan partijen verzonden op 12 mei 2004, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het hoger beroep niet tijdig bij de Raad is ingediend en niet is gebleken van redenen op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 12 november 2004, waar partijen – met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift heeft opposant als reden voor de termijnoverschrijding aangegeven dat hij wegens ziekte het beroepschrift niet tijdig heeft kunnen indienen en niet in staat was iemand zijn zaak te laten behartigen.
De Raad stelt vast dat opposant in zijn verzetschrift niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding.
In de uitspraak waarvan verzet heeft de Raad reeds overwogen dat niet op grond van een medische verklaring is komen vast te staan dat opposant buiten staat is geweest tijdig een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te (doen) dienen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, onder b, van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. K.J. Kraan als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 december 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.
MH