ECLI:NL:CRVB:2004:AS2043
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs in het kader van sociale verzekeringswetten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. De appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Bos RA, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn bevestigd. Deze besluiten betroffen de verzekeringsplicht van taxichauffeurs voor de jaren 1997 tot en met 1999. De rechtbank had de hoogte van de boetenota voor 1999 vastgesteld op 10%.
De aanleiding voor de zaak was een grootschalig onderzoek naar de taxibranche, dat in 1994 door het Uwv werd ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat taxichauffeurs, ondanks een firmaregeling, als werknemers moesten worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de arbeidsverhouding van de taxichauffeurs materieel gelijk was aan die in eerdere uitspraken, en dat de gedaagde terecht een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding had aangenomen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het duidelijk was welke vennoten van de vennootschap als werkgever van de betrokken taxichauffeur moesten worden aangemerkt. De Raad zag geen aanleiding om anders te beslissen dan in eerdere vergelijkbare zaken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, met de griffier aanwezig.