ECLI:NL:CRVB:2004:AS2393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- Rechtspraak.nl
Besluit tot buiten behandeling laten van bijstandsaanvraag wegens niet tijdig verstrekken van gegevens
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Brouwer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2003, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ongegrond werd verklaard. Het besluit van 12 februari 2002, waarbij de bijstandsaanvraag van appellant buiten behandeling werd gelaten, was gebaseerd op artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt.
Tijdens de zitting op 21 december 2004 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door E.J.W. Bruinsma. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven. Appellant stelde in hoger beroep dat hij de gevraagde bescheiden wel tijdig had ingediend, maar de Raad oordeelde dat dit standpunt niet werd ondersteund door de gedingstukken en dat gedaagde dit ter zitting afdoende had weerlegd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd uitgesproken op 30 december 2004 door mr. M.I. 't Hooft, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd, omdat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het besluit van gedaagde te weerleggen.