ECLI:NL:CRVB:2004:AS2736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid na toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zich had gemeld wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Appellant, die als timmerman had gewerkt, was sinds 1990 arbeidsongeschikt door linkerenkelklachten. Na een herbeoordeling in 1999 werd zijn uitkering voortgezet. In 2000 meldde hij zich opnieuw arbeidsongeschikt vanwege rugklachten. Het Uwv weigerde echter de WAO-uitkering te herzien, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid kennelijk het gevolg was van een andere oorzaak. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep behandelde de zaak op 10 november 2004. Appellant voerde aan dat hij niet in staat was om de aan hem voorgehouden functies uit te oefenen, en dat hij niet correct was geïnformeerd over de rapporten die aan zijn beoordeling ten grondslag lagen. De Raad oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant niet onjuist had vastgesteld en dat er geen bewijs was dat appellant niet in staat was om een uur aaneengesloten te zitten, zoals door de bezwaarverzekeringsarts was aangenomen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen schending was van de hoorplicht en dat de aan appellant voorgehouden functies geschikt waren. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 december 2004.