ECLI:NL:CRVB:2004:AS3258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5278 WAO-VV + 04/5280 WAO-VV + 04/5281 WAO-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Janssen
  • E. Blijleven-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in sociale zekerheidsrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2004 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.C.A.M. Bouts, advocaat te Margraten, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 juli 2004, waarin het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen.

Na het indienen van hoger beroep door gedaagde op 10 september 2004, heeft gedaagde op 11 oktober 2004 dit hoger beroep ingetrokken. Dit leidde ertoe dat mr. Bouts het verzoek om een voorlopige voorziening op 12 oktober 2004 introk, maar tegelijkertijd verzocht om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde aan het verzoek om een voorlopige voorziening tegemoet is gekomen door het intrekken van het hoger beroep en het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, met name artikel 8:75a, dat bepaalt dat gedaagde kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 november 2004.

Uitspraak

04/5278 WAO-VV
04/5280 WAO-VV
04/5281 WAO-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENININGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet inzake de kosten van het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Bij uitspraak van 30 juli 2004 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, nummer AWB 03/2782 WAO, is het namens verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Aan gedaagde is opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Gedaagde heeft bij brief van 10 september 2004 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Bij brief van 16 september 2004 is aan gedaagde de gelegenheid geboden om binnen vier weken na dagtekening van deze brief de gronden van het beroepschrift in te dienen.
Namens verzoeker heeft mr. L.C.A.M. Bouts, advocaat te Margraten, bij brief van 23 september 2004 verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij schrijven van 11 oktober 2004 heeft gedaagde het ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Hierop heeft mr. Bouts voornoemd, namens verzoeker bij schrijven van 12 oktober 2004, het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
Bij schrijven van 19 oktober 2004 heeft de Raad een afschrift van de nieuwe beslissing op bezwaar ontvangen.
Gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om met betrekking tot het verzoek om vergoeding van de proceskosten een verweerschrift in te dienen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in het geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Artikel 8:84, vierde lid, van de Awb verklaart de artikelen 8:75 en 8:75a voormeld van overeenkomstige toepassing waar het een voorlopige voorziening betreft.
Aan de intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ligt ten grondslag dat, nu het hoger beroep is ingetrokken en er een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen, uitvoering is gegeven aan de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 30 juli 2004.
De voorzieningenrechter stelt vast dat gedaagde daarmee aan het namens verzoeker ingediende verzoek om een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen.
Gelet op het voorgaande zijn termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:75 van de Awb, en gedaagde te veroordelen in de kosten. Deze kosten worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag groot € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 november 2004.
(get.) J. Janssen
(get.) E. Blijleven- de Vries