ECLI:NL:CRVB:2004:AS4588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- A.Q.C. Tak
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van WW-uitkering na beëindiging arbeidsovereenkomst en keuze voor schadeloosstelling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2004, staat de weigering van een WW-uitkering centraal. Appellante, werkzaam bij Sterpolis Holding N.V., had haar arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 februari 2002, na toestemming van de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening. De werkgever bood haar de keuze tussen een schadeloosstelling volgens de kantonrechtersformule of het voortzetten van de arbeidsovereenkomst tot 1 juli 2002. Appellante koos voor de schadeloosstelling, maar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar WW-uitkering op grond van het Maatregelenbesluit, omdat zij loonaanspraken had prijsgegeven door niet voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst te kiezen.
De Raad oordeelde dat appellante, ondanks de rechtsgeldige opzegging van haar arbeidsovereenkomst, een benadelingshandeling had gepleegd door in te stemmen met het ontslag. De Raad benadrukte dat appellante had kunnen blijven werken en ander werk had kunnen zoeken, wat haar verplichtingen onder de Werkloosheidswet (WW) zou hebben nageleefd. De keuze die appellante had gemaakt, werd niet als reëel beschouwd, omdat het voor haar financieel voordeliger leek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers bij het beëindigen van hun arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan voor hun recht op uitkeringen.