ECLI:NL:CRVB:2004:AU0450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1303 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op de OV-studentenkaart door niet tijdig inleveren

In deze zaak gaat het om de vraag of appellante recht heeft op de OV-studentenkaart. Appellante had studiefinanciering ontvangen tot en met juni 2001, maar bij verschillende besluiten in 2001 is vastgesteld dat zij per 1 juli 2001 geen recht meer had op de OV-studentenkaart. Dit was het gevolg van het niet of niet tijdig inleveren van de OV-kaart, wat leidde tot een schuld van f 300,- per kalendermaand. Appellante heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van 23 november 2001, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep.

De rechtbank Zutphen heeft in een eerdere uitspraak van 11 februari 2003 geoordeeld dat het bezwaarschrift van appellante ook betrekking had op eerdere besluiten over de OV-schuld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, behalve voor het deel dat het bezwaar tegen het besluit van 23 november 2001 ongegrond verklaarde. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, specifiek gericht op de ongegrondverklaring van het bezwaar met betrekking tot de OV-schuld over de maanden september, oktober en november 2000.

Tijdens de zitting op 13 februari 2004 heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat zij de OV-kaart in juli 2001 per post heeft verzonden, omdat inlevering bij het postkantoor niet mogelijk was. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat het risico van het niet ontvangen van de OV-kaart bij gedaagde voor rekening van appellante komt, omdat zij ervoor heeft gekozen om de kaart per post te verzenden in plaats van deze in te leveren bij een aangewezen inleverpunt. De Raad ziet geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/1303 WSF
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Aan appellante is studiefinanciering toegekend tot en met juni 2001.
Bij besluiten van 27 juli 2001, 24 augustus 2001, 29 september 2001, 27 oktober 2001 en 23 november 2001 is vastgesteld dat appellante per 1 juli 2001 geen recht op de OV-studentenkaart heeft en dat zij de OV-kaart niet of niet op tijd heeft ingeleverd, waardoor een schuld van f 300,- per kalendermaand is ontstaan.
Bij besluit van 22 februari 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde het bezwaarschrift van appellante gericht geacht tegen het besluit van 23 november 2001 en dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Zutphen heeft bij uitspraak van 11 februari 2003 (registratienummer 02/513 WSFBSF 58) vastgesteld dat het bezwaarschrift mede gericht moet worden geacht tegen de bovengenoemde eerdere berichten inzake de OV-schuld met betrekking tot de maanden juli 2001 tot en met oktober 2001. De rechtbank heeft het beroep vervolgens gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, behoudens voor zover daarbij het bezwaar tegen het bericht van 23 november 2001 ongegrond is verklaard, het bezwaar, gericht tegen de berichten van 27 juli 2001 en 24 augustus 2001 alsnog niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar gericht tegen de berichten van 29 september 2001 en 27 oktober 2001 ongegrond verklaard.
Namens appellante is op bij beroepschrift van 12 april 2003 aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak voor zover daarbij het bezwaar, respectievelijk het beroep met betrekking tot de OV-schuld over de maanden september, oktober en november 2000 ongegrond is verklaard.
Gedaagde heeft een verweerschrift, gedateerd 12 mei 2003, ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 13 februari 2004, waar namens appellante is verschenen haar moeder, [naam moeder] en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. P.E. Merema, werkzaam bij de Informatie Beheer Groep.
II. MOTIVERING
De gemachtigde van appellante heeft in hoger beroep nogmaals aangevoerd dat zij zelf de OV-kaart in juli 2001 per post aan gedaagde heeft verzonden, omdat inlevering bij het postkantoor in [plaatsnaam] niet mogelijk was wegens ziekte van de desbetreffende medewerker.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Nu appellante ervoor heeft gekozen haar OV-kaart niet in te leveren bij een door gedaagde aangewezen inleverpunt, doch die kaart per gewone post te verzenden, komt het feit dat de kaart gedaagde niet heeft bereikt voor rekening en risico van appellante. De Raad ziet evenmin als de rechtbank grond voor toepassing van de hardheidsclausule.
Uit het voortgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen in tegenwoordigheid van mr. N.E. Nijdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) N.E. Nijdam.